Werknemer is geruime tijd in dienst bij SVB. In zowel 2010 als 2011 wordt het functioneren van werknemer beoordeeld als matig. Ondanks een plan van aanpak is het functioneren van werknemer in 2012 beoordeeld als slecht. In 2013 treedt geen verbetering op. Op 31 maart 2014 zegt SVB de arbeidsovereenkomst op. Gelet op de publiekrechtelijke status van de SVB is geen ontslagvergunning vereist voor opzegging (artikel 2 BBA jo. artikel 34 Wet SUWI).
Steplicht en bewijslast
Het hof stelt dat op werknemer de stelplicht en de bewijslast rust of er sprake is van een valse of voorgewende reden (HR 23 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6579). Uit de beoordelings- en gespreksverslagen vanaf 2010 blijkt voldoende dat werknemer niet voldoet aan de eisen die aan zijn functie worden gesteld. Ook blijkt dat SVB zich heeft ingespannen zijn functioneren te verbeteren en dat SVB werknemer de gevolgen heeft voorgehouden voor het geval zijn functioneren niet verbetert.
Hof: kantonrechter heeft vordering terecht afgewezen
SVB kent een procedure, waarbij tegen beoordelingen bezwaar kan worden gemaakt. Werknemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tegen zijn beoordelingen in bezwaar te komen. Dat had op zijn weg gelegen indien hij van mening was dat die beoordelingen geen juiste weergave van zijn functioneren gaven. De door werknemer aangevoerde omstandigheden vereisen een nader onderzoek waarvoor de kortgedingprocedure zich niet leent. Dit leidt ertoe dat werknemer voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een valse of voorgewende reden, zodat de kantonrechter terecht zijn vordering heeft afgewezen.
Dit artikel is geschreven door de sectie Arbeidsrecht van de Utrechtse vestiging van Van Diepen Van der Kroef en het verscheen ook als signalering in het Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk, editie 3, 2015.