fallback-bg-light

Nederland, geef eindelijk openheid over Srebrenica

9 juli 2015
/  Simon van der Sluijs

Nederland, geef eindelijk openheid over Srebrenica

De Nederlandse Staat houdt veel zaken over de val van Srebrenica geheim, schrijft Simon A. van der Sluijs.

In juli 1995 werd in Srebrenica door de Bosnische Serviërs genocide gepleegd. Meer dan 8.000 mensen, met name mannen en jongens, werden vermoord ondanks dat de VN het gebied tot safe area had uitgeroepen en het Nederlandse bataljon Dutchbat III aanwezig was om de bevolking te beschermen. Vanaf het moment dat deze massamoord bekend werd, is in Nederland de schuldvraag aan de orde. Dutchbat kon niets en mocht niets, terwijl Nederland door de internationale gemeenschap in de steek is gelaten, aldus de Staat. In de aanloop naar de twintigjarige herdenking van het drama – morgen – lijkt aan de geschiedschrijving een nieuw aspect te worden toegevoegd. Uit documenten zou blijken dat de VS met Frankrijk en Groot-Brittannië in mei 1995 afspraken maakten om geen luchtsteun te verlenen. Minister van Defensie Hennis-Plasschaert toont zich verongelijkt en eist opheldering bij deze bondgenoten. Ook Dutchbat eist openheid van zaken.
De ruim 6.000 ‘Moeders van Srebrenica’ zijn in 2007 een procedure begonnen tegen de Staat. Vorig jaar heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat Dutchbat op 13 juli 1995 ruim 300 mannen en jongens van de VN-compound heeft gestuurd, in de wetenschap dat zij aan hun moordenaars werden uitgeleverd. De Staat wordt om die reden door de rechtbank aansprakelijk gehouden. De Staat en de Moeders van Srebrenica hebben hoger beroep ingesteld.
In de procedure is duidelijk geworden dat de Staat de feiten selectief heeft gepresenteerd. Door bepaalde stukken als staatsgeheim te kwalificeren, worden belangrijke zaken aan de waarneming onttrokken. Verslagen die zijn opgemaakt rond en na de val, dagelijkse situatierapporten die Dutchbat aan de Staat stuurde en ministerraad- notulen worden ook nu nog geheim gehouden. Recent opduikende nieuwe foto’s en hardnekkige geruchten dat het beruchte ‘vernietigde’ fotorolletje niet is vernietigd, voeden de indruk dat de Staat zaken verbergt. De eis van de minister van Defensie dat bondgenoten openheid van zaken moeten geven over Srebrenica, geeft blijk van een dubbele moraal. De Staat dient nu ook zelf openheid van zaken te geven.

De reactie van de VS, Frankrijk en Groot-Brittannië over een mogelijke afspraak geen luchtsteun te verlenen, is van belang. Dit staat echter los van de verwijten aan de Staat en Dutchbat. Die verwijten zijn de volgende.

De Staat heeft voorafgaand aan de val van Srebrenica de instructie aan Dutchbat gegeven dat de eigen veiligheid de hoogste prioriteit had. Dit feit ligt niet vast in geheime afspraken. Minister Voorhoeve verklaarde dit op 10 juli 1995 in het NOS Journaal. Het handelen van Dutchbat heeft vanaf dat moment in het teken gestaan van die eigen veiligheid. Iedere confrontatie werd vermeden; er werd zelfs meegewerkt met Bosnische Serviërs.

“Nederland was er juist op gericht Dutchbat snel uit de enclave te halen ”
Dutchbat heeft tussen 6 en 11 juli 1995 zonder slag of stoot de observatieposten rond de safe area opgegeven. Wapens en uitrusting werden – ondanks een verbod van de VN – afgegeven. Dutchbat gaf de Bosnische Serviërs in een voorkomend geval zelfs rijles op een buitgemaakt voertuig. De bemanning van de observatieposten verkoos mee te gaan met de Bosnische Serviërs, in plaats van terug te keren naar de eigen VN-basis. Deze Dutchbatters lieten zich aldus vrijwillig tot gegijzelden maken.

Vast staat dat op 11 juli 1995 luchtsteun werd verleend. Als al sprake zou zijn geweest van een afspraak tussen de VS, Frankrijk en Groot-Brittannië, dan heeft die afspraak daar in elk geval niet aan in de weg gestaan. Toen de luchtsteun werd verleend, dreigden de Bosnische Serviërs de gegijzelde Dutchbatters te doden. Direct nadat de Nederlandse regering kennis nam van dit dreigement, begon Voorhoeve te bellen met VN en NAVO. De luchtsteun moest worden gestopt. Tot op heden houdt Voorhoeve vol dat de VN de luchtsteun enkele minuten daarvoor zou hebben gestopt. De VN heeft een andere lezing: de luchtsteun is door toedoen van Nederland gestaakt. Onlangs bevestigde oud-luchtmachtofficier Wagenaar dat hij naast Voorhoeve zat toen deze de luchtsteun stopzette. Vast staat dat Dutchbat de bevolking niet heeft beschermd. Dat had bijvoorbeeld gekund door in elk geval de mannen en jongens, die het meeste gevaar liepen, toe te laten tot de VN-basis. Dit is niet gebeurd.

Vast staat verder dat de VN er op was gericht om de bevolking te beschermen. Nederland was er echter op gericht Dutchbat zo snel mogelijk uit de enclave te halen. De Staat, en niet de VN, heeft het initiatief genomen om de bevolking te evacueren. In plaats van die evacuatie zelf uit te voeren, heeft Dutchbat vervolgens meegewerkt aan de deportatie van de bevolking door de Bosnische Serviërs. Het Joegoslaviëtribunaal stelde eerder vast dat die deportatie niet werd gerechtvaardigd door de veiligheid van de bevolking of door een militaire noodzaak.
Vast staat ook dat Dutchbat rond en na de val van Srebrenica tal van oorlogsmisdaden heeft waargenomen. De moslimmannen die zogenaamd werden gescreend op oorlogsmisdaden, werden vernederd en gemarteld. Velen werden standrechtelijk geëxecuteerd. Zelfs kinderen in de leeftijd van 12 tot 16 jaar waren hun leven niet zeker. Zou Dutchbat al niets zou hebben gekund en gemogen, dan hadden in elk geval de oorlogsmisdaden moeten worden gerapporteerd aan de VN. Dit is bewust nagelaten, omdat niets de veilige aftocht van Dutchbat in gevaar mocht brengen. Generaal Couzy deed een klemmend beroep op Dutchbat om de mond te houden, teneinde het vertrek uit de enclave niet in gevaar te brengen. Het is in dit verband van groot belang dat het zwaartepunt van de executies lag tussen 14 en 17 juli 1995. Het melden van oorlogsmisdaden had internationaal ingrijpen dichterbij kunnen brengen.

De vragen van de Moeders van Srebrenica zijn talrijk, ook nu nog. De Staat houdt veel antwoorden tot op de dag van vandaag geheim. De openheid die Hennis-Plasschaert nu van haar bondgenoten eist, zou de Nederlandse Staat zelf ook moeten bieden. De Staat is dat moreel verplicht aan de ruim 8.000 vermoorde mensen, hun nabestaanden en Dutchbat.

Dit opiniestuk is geschreven door Simon van der Sluijs van Van Diepen Van der Kroef Advocaten in Amsterdam.

Collectieve acties
Simon
van der
Sluijs
Collectieve acties, Procesrecht, Ondernemingsrecht, Europees- en internationaal recht
Amsterdam

Vestigingen