Op 11 maart 2014 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch zich uitgelaten over de vraag of de verlenging van de opzegtermijn van een werknemer zonder uitlating over de opzegtermijn van werkgever leidt tot vernietiging van een opzegbeding.
Feiten
Werknemer is op 1 januari 2012 in dienst getreden bij werkgever als Financial Accountant. In de arbeidsovereenkomst is de volgende bepaling opgenomen, hierna te noemen: ‘het opzegbeding’: “Deze arbeidsovereenkomst kan door de werknemer tussentijds worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van twee (2) maanden”. Werknemer heeft bij brief van 28 december 2012 de arbeidsovereenkomst met werkgever opgezegd tegen 1 februari 2013.
Vordering
Werkgever heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de arbeidsovereenkomst onregelmatig door werknemer is opgezegd. Verder heeft werkgever een bedrag aan gefixeerde schadevergoeding van € 4.005,– gevorderd. Volgens werkgever heeft werknemer de arbeidsovereenkomst opgezegd met inachtneming van één maand terwijl hij de contractuele opzegtermijn van twee maanden in acht had moeten nemen. Volgens werkgever is werknemer als gevolg hiervan een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd.
Eerste aanleg
Werknemer heeft zich beroepen op de vernietigbaarheid van het opzegbeding. De kantonrechter heeft het verweer van werknemer verworpen en de vorderingen van werkgever toegewezen. Werknemer is tegen het vonnis in beroep gekomen.
Hoger beroep
Het hof overweegt dat artikel 7:672 lid 6 BW een werknemer beschermde bepaling is die het volgende inhoudt. Ingeval in een arbeidsovereenkomst van de wettelijke opzegtermijn ten nadele van de werknemer wordt afgeweken en de opzegtermijn wordt verlengd, kan de geldigheid van die afwijking slechts worden aangenomen als de opzegtermijn voor de werkgever het dubbele is. Is dit niet het geval dan kan het opzegbeding worden vernietigd. De werknemer dient dan dus slechts de wettelijke opzegtermijn van één maand te hanteren.