fallback-bg-light

Geen verlenging opzegverbod na beslissing op bezwaar dat werkgeefster niet heeft voldaan aan re-integratieverplichtingen

31 januari 2012

Geen verlenging opzegverbod na beslissing op bezwaar dat werkgeefster niet heeft voldaan aan re-integratieverplichtingen

Onlangs heeft de kantonrechter Haarlem zich uitgelaten over de vraag of er sprake was van een verlengd opzegverbod bij ziekte, toen het UWV in bezwaar alsnog oordeelde dat werkgeefster de re-integratieverplichtingen niet was nagekomen.

Feiten

Werkneemster is sinds 2002 in dienst van werkgeefster als medewerkster vliegtuigschoonmaak. Begin februari 2009 is werkneemster uitgevallen met rugklachten. Op 31 juli 2009 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat werkneemster in staat is tot aangepast werk. In de periode daarna zijn de klachten van werkneemster toegenomen, waardoor ze door de arbeidsdeskundige niet meer in staat werd geacht haar eigen werk te verrichten. Er is ingezet op re-integratie in het tweede spoor. Na einde wachttijd is het re-integratieverslag van werkgeefster goedgekeurd. Werkneemster komt niet in aanmerking voor een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is bevonden. Thans verzoekt werkgeefster ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Na het aanhangig maken van dit verzoek is gebleken dat werkneemster bezwaar heeft gemaakt tegen het goedkeuren van het re-integratieverslag door het UWV. Het UWV heeft – zonder raadpleging van werkgeefster – in bezwaar geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van werkgeefster ten onrechte als voldoende zijn aangemerkt, omdat werkgeefster werkneemster een rugtraining had moeten aanbieden. Tevens heeft het UWV op 6 september 2011 geschreven dat, ondanks dat de re-integratie-inspanningen van werkgeefster alsnog als onvoldoende moeten worden beoordeeld, het niet mogelijk is om na afloop van de wachttijd van 104 weken (te weten 3 februari 2011) een loonsanctie op te leggen of de periode van loondoorbetaling te verlengen.

Standpunt werkgeefster

Werkgeefster verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens veranderingen in de omstandigheden, omdat werkneemster langdurig arbeidsongeschikt is en terugkeer in haar eigen functie dan wel in een andere functie bij werkgeefster niet mogelijk is. Werkneemster is voorts langer dan twee jaar arbeidsongeschikt is, zodat het opzegverbod niet langer van toepassing.

Werkgeefster heeft zich gedurende het dienstverband als een goed werkgever gedragen. Zij heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Werkgeefster heeft regelmatig overleg gehad met de bedrijfsarts, zij heeft aanvankelijk aangepast werk aangeboden aan werkneemster en vervolgens een re-integratiebureau ingeschakeld en betaald voor re-integratie in het tweede spoor. Werkneemster daarentegen heeft haar eigen re-integratie belemmerd, doordat zij zich niet voldoende heeft laten behandelen voor haar klachten en de adviezen van de bedrijfsarts niet opvolgde. De reden voor het ontslag liggen in de risicosfeer van werkneemster. Voor een vergoeding ziet werkgeefster daarom geen aanleiding. Bovendien hoeft werkneemster er in inkomen niet op achteruit te gaan; zij komt in aanmerking voor een WW-uitkering en zij heeft nog functionele mogelijkheden.

Standpunt werknemer

Werkneemster voert aan dat werkgeefster niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen en dat zij voorts de WIA-aanvraag te laat heeft gedaan waardoor een loonsanctie (die wegens het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen geïndiceerd was) niet kon worden opgelegd. Werkneemster zou wel tijdig de WIA-aanvraag hebben gedaan, hoewel zij dit eigenlijk niet wilde. Werkgeefster zou echter pas na 104 weken na de eerste ziekmelding (op 8 februari 2011) de aanvraag gecompleteerd hebben door toezending van de vereiste stukken. Als de WIA-aanvraag wel tijdig was gedaan, was een loonsanctie toegepast en had werkgeefster de arbeidsovereenkomst niet kunnen opzeggen. Ontbinding zou onder deze omstandigheden in strijd komen met de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte.

Werkneemster wilde van meet af aan de door de bedrijfsarts in mei 2009 geadviseerde rugtraining volgen, maar werkgeefster heeft de mogelijkheid van een rugtraining te laat opgestart. Het had volgens haar op de weg van de bedrijfsarts gelegen om tijdig aan de bel te trekken. Hij mocht de verantwoordelijkheid voor re-integratie niet bij de huisarts neerleggen. Daarnaast had werkgeefster de reiskosten voor de rugtraining moeten vergoeden. Werkneemster zit in de WSNP en is niet in staat de reiskosten zelf te betalen. Het is niet duidelijk of, als nu alsnog een rugtraining wordt opgestart, werkneemster alsnog zodanig kan herstellen dat zij binnen 26 weken weer aan de slag kan. Die onduidelijkheid dient volgens werkneemster te leiden tot afwijzing van het ontbindingsverzoek. Werkneemster heeft een verzoek tot werkhervatting gedaan. Met een rugtraining is dit ook mogelijk, zoals ook uit de beoordeling van de bedrijfsarts zou kunnen worden afgeleid. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen. Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt werkneemster om toekenning van een vergoeding van € 50.473,48 bruto (C=2), althans een passende vergoeding.

Beoordeling kantonrechter

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft gesteld dat doordat de WIA-aanvraag te laat is ingediend, geen loonsanctie kon worden opgelegd wegens de beslissing op bezwaar van het UWV dat werkgeefster niet heeft voldaan aan de re-integratieverplichtingen. Het tijdig indienen van de WIA-aanvraag is echter de eigen verantwoordelijkheid van werkneemster. Voorts is onvoldoende is gebleken dat werkgeefster de vereiste stukken te laat heeft ingestuurd. Hoe dan ook had de bezwaarprocedure nooit afgerond kunnen zijn voor het einde van de wachttijd. De regeling brengt kennelijk mee dat wanneer in een bezwaarprocedure alsnog blijkt dat een werkgever niet aan zijn re-integratieverplichting heeft voldaan, er geen loonsanctie meer mogelijk is. Daarmee is een opzegverbod bij ziekte ook niet meer aan de orde, net zomin als de reflexwerking van het opzegverbod.

Ten aanzien van het ontbindingsverzoek wordt overwogen dat binnen 26 weken geen herstel wordt verwacht. De rugklachten van werkneemster zijn niet verbeterd en zij heeft ook knieklachten en psychische klachten gekregen. De stelling dat werkgeefster zich niet als goed werkgever heeft gedragen door werkneemster niet tijdig een rugtraining te laten volgen, wordt verworpen. Werkgeefster en de bedrijfsarts verkeerde lange tijd in de veronderstelling dat werkneemster fysiotherapie volgde en werkneemster heeft in die periode ook niet zelf om een rugtraining verzocht. Later is de training weer in beeld gekomen, doch heeft werkneemster de door werkgeefster deels gefinancierde trainingen niet gevolgd. Dat ze de vervoerskosten niet kon betalen en daardoor de trainingen niet heeft gevolgd, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Werkneemster heeft evenmin verzocht om vergoeding van die kosten door werkgeefster, maar zonder overleg besloten de trainingen niet te volgen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Dat werkneemster meer dan twee jaar arbeidsongeschikt is, ligt in haar risicosfeer en kan werkgeefster niet worden verweten, zodat geen vergoeding wordt toegekend.

Anders dan het UWV oordeelt de kantonrechter dat werkgeefster wel degelijk heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Afwijzing van het verzoek danwel toekenning van een vergoeding is dus niet aan de orde.

Wetgeving art. 7:685 BW
Jurisprudentie Kantonrechter Haarlem 24 oktober 2011, LJN BU9712

Vestigingen