fallback-bg-light

Decharge vereist traceerbare kennisgeving aan de aandeelhoudersvergadering

22 september 2010

Decharge vereist traceerbare kennisgeving aan de aandeelhoudersvergadering

Door het verlenen van decharge doet een vennootschap afstand van het recht om haar bestuurder aansprakelijk te stellen. Decharge wordt verleend door de algemene vergadering van aandeelhouders. Het betreft de interne aansprakelijkheid van de bestuurder jegens de vennootschap voor het gevoerde beleid en niet de externe aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover derden. In juni 2010 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat in geval van een eenpersoons-BV, de decharge van de bestuurder, tevens enig aandeelhouder, zich niet uitstrekt tot frauduleuze onttrekkingen die door manipulatie van de boeken niet uit de jaarrekening en de verslaglegging kenbaar zijn.

De zaak waarover de Hoge Raad oordeelde betrof de vordering van de curator op de bestuurder van een failliete vennootschap tot betaling van € 200.000. De curator voerde aan dat de bestuurder ten laste van de vennootschap geldopnamen had verricht, aankopen voor zich in privé had gedaan en de vennootschap facturen had laten betalen voor niet verrichte werkzaamheden.

De bestuurder verweerde zich dat van genoemde handelingen aan hem decharge was verleend bij besluit van de aandeelhoudersvergadering. Dit ontsloeg hem van zijn aansprakelijkheid als bestuurder, nu hij de aandeelhoudersvergadering (zichzelf dus) steeds volledig had geïnformeerd over het door hem gevoerde financiële beleid.

Uitgangspunt bij het verlenen van decharge is dat het de vennootschap vrij staat haar bestuurder te dechargeren. Een vennootschap mag dus een vordering jegens haar (ex)-bestuurder prijs geven, ook al betreft het een vordering wegens opzettelijk benadelend handelen. Een vennootschap kan immers vrijelijk over haar vermogensrechten beschikken.

De vraag was of deze decharge zich ook uitstrekte tot het opzettelijk benadelend handelen van de bestuurder. Uit een eerdere uitspraak van de Hoge Raad volgt dat de decharge zich niet uitstrekt tot informatie waarover een individuele aandeelhouder uit andere hoofde – buiten het verband van de algemene vergadering – de beschikking heeft gekregen. De decharge betreft enkel de gegevens die blijken uit de jaarrekening of anderszins aan de algemene vergadering zijn bekendgemaakt voordat deze de jaarrekening vaststelde.

Met dit criterium in de hand stelde de bestuurder zich op het standpunt dat in geval van een eenpersoons-BV, waar de enig aandeelhouder geacht wordt alles te weten wat zich binnen de vennootschap heeft afgespeeld, de decharge zich uitstrekt tot hetgeen deze enig aandeelhouder wist. De Hoge Raad oordeelde anders: de decharge heeft geen betrekking op frauduleuze onttrekkingen die door manipulatie van de boeken niet uit de jaarrekening en de verslaglegging kenbaar zijn.

Onder de decharge vallen derhalve alleen aangelegenheden die zich traceerbaar hebben geuit in de jaarrekening of in de verslaglegging van de aandeelhoudersvergadering.

De bestuurder van een eenpersoons-BV die opzettelijk benadelend heeft gehandeld, heeft een moeilijke keuze. Indien hij daarover zwijgt of de boeken manipuleert, zal zijn onrechtmatig handelen niet vallen onder de door hem als aandeelhoudersvergadering verleende decharge. In het geval hij expliciet en openlijk aangeeft dat hij benadelend heeft gehandeld, dan zal de decharge dit handelen weliswaar dekken, maar wordt het tegelijkertijd mogelijk voor de vennootschap het dechargebesluit te vernietigen. Daarnaast wordt het voor een derde, bijvoorbeeld een schuldeiser van de vennootschap, gemakkelijker de bestuurder aan te spreken op grond van onrechtmatige daad. Deze externe aansprakelijkheid van de bestuurder jegens een derde valt immers niet onder de decharge.

Dit artikel is geschreven door de sectie ondernemingsrecht van onze vestiging in Amsterdam.

Vestigingen