fallback-bg-light

Rentevisie relevant bij renteswaps?

8 november 2017
/  Martijn Bonefaas

Rentevisie relevant bij renteswaps?

Is de rentevisie van de bank relevant bij de beoordeling of een renteswap een passend product is?

Op 1 augustus 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2017:3136) een belangrijk tussenarrest gewezen. In dit arrest stelde het Gerechtshof vast dat de verwachting over de toekomstige ontwikkelingen van de relevante rente één van de elementen is die van belang zijn bij de keuze om het renterisico op een krediet al dan niet af te dekken en voor de beantwoording van de vraag welk instrument daarvoor in het concrete geval het meest geschikt is.

Feiten

Een maatschap exploiteert een pluimveebedrijf. In 2005 sluit zij een krediet af. In de kredietovereenkomst staat dat de maatschap het renterisico moet afdekken ‘middels rentederivaten’. Er wordt een renteswap afgesloten voor de duur van 9 jaar en 3 maanden.

In 2008 vraagt de maatschap een extra krediet aan. De renteswap uit 2005 wordt beëindigd met een positieve waarde en op 3 juni 2008 wordt een nieuwe renteswap aangegaan voor de duur van 10 jaar. De kredietovereenkomst uit 2008 bevat opnieuw de verplichting dat het renterisico moet worden afgedekt door middel van rentederivaten.

Het economisch bureau van de betrokken bank, ABN AMRO Bank, heeft op 2 juni 2008 een publicatie uitgestuurd. Uit deze publicatie blijkt dat ABN AMRO Bank op een termijn van de komende anderhalf jaar een renteverlaging verwacht.

Oordeel Rechtbank Amsterdam

De Rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat ABN AMRO Bank in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende zorgplicht omdat ABN AMRO Bank bij de totstandkoming van de krediet- en swapovereenkomsten niet volledig en voldoende begrijpelijk heeft gewezen op de specifieke risico’s van die productcombinatie en zich er onvoldoende van vergewist heeft dat de maatschap zich daadwerkelijk bewust was van die bijzondere risico’s en de mogelijke gevolgen die verwezenlijking van die risico’s voor haar kon hebben.

Maar de Rechtbank vervolgt dat de maatschap niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij een juiste en volledige voorlichting voor een andere voor haar voordeligere wijze om het kredietrisico af te dekken had gekozen. De Rechtbank oordeelt vervolgens dat er onder die omstandigheden geen causaal verband bestaat tussen de tekortkoming van ABN AMRO Bank en de door de maatschap gestelde schade en wijst de vorderingen van de maatschap af.

Tussenarrest Gerechtshof Amsterdam

De maatschap stelt hoger beroep in tegen het vonnis. In hoger beroep heeft zij haar eis gewijzigd en doet zij ook een beroep op dwaling.

De maatschap stelt zich op het standpunt dat de verwachting over de toekomstige ontwikkeling van de rente (de rentevisie) een van de uitgangspunten is bij de beantwoording van de vraag of en zo ja op welke wijze aanleiding bestaat om het renterisico op krediet af te dekken. En omdat uit de rentevisie van 2 juni 2008 blijkt dat ABN AMRO Bank er zelf van uitging dat de eenmaands euribor zou gaan dalen, had ABN AMRO Bank moeten begrijpen dat die informatie voor de maatschap belangrijk was en had zij dat aan de maatschap moeten mededelen. Een renteswap beschermt immers tegen een rentestijging en op dat moment bestond er in de visie van ABN AMRO Bank dus geen aanleiding om een renteswap af te sluiten. Als de maatschap had geweten dat de ABN AMRO Bank er van uitging dat de rente zou dalen, dan had de maatschap nooit een renteswap afgesloten.

ABN AMRO Bank verweert zich met de stelling dat het om kredieten met lange looptijd gaat en renteswapovereenkomsten voor een duur van 10 jaar. Volgens ABN AMRO Bank is de relevante rentevisie deze die betrekking heeft op de verwachtingen omtrent de ontwikkelingen van de eenmaands euribor op een termijn van 10 jaar.

Het Gerechtshof Amsterdam bevestigt dat wanneer ABN AMRO Bank in juni 2008 verwachtte dat de eenmaands euribor zou dalen, dit van belang was voor de door de klant te maken keuzes. Volgens het Gerechtshof Amsterdam had ABN AMRO Bank dit dan aan de klant moeten mededelen. Het uitgangspunt dat de rente volgens de kredietovereenkomst moet worden afgedekt, staat daaraan niet in de weg.

Het Gerechtshof Amsterdam volgt ABN AMRO Bank in de stelling dat de relevante rentevisie is degene die betrekking heeft op de verwachtingen omtrent de ontwikkelingen van de eenmaands euribor op een termijn van 10 jaar. ABN AMRO Bank heeft aangeboden dat nader toe te lichten. Het Gerechtshof Amsterdam ziet daarom aanleiding om, voordat zij verder beslist, ABN AMRO Bank in de gelegenheid te stellen om haar stellingen over die rentevisie nader toe te lichten en daarbij concreet met bewijsstukken gestaafd te onderbouwen dat en waarom begin juni 2008 bij haar de verwachting bestond dat de eenmaands euribor op een termijn van 10 jaar zou gaan stijgen.

Conclusie

Het arrest bevestigt dat de rentevisie van de bank een van de elementen is die van belang zijn bij de keuze om renterisico al dan niet af te dekken en dat deze rentevisie van belang is bij de vraag welk afdekkingsinstrument dan het meest geschikt is.

Toch valt er kritiek op het arrest te leveren. Het Gerechtshof neemt mijns inziens te makkelijk aan dat de relevante rentevisie deze is die de ontwikkelingen van de eenmaands euribor weergeeft op een termijn van 10 jaar.

Stel nu dat de ABN AMRO Bank slaagt in haar bewijsopdracht en dat uit de rentevisie eenmaands euribor over 10 jaar blijkt dat de rente gaat stijgen. Is het dan direct een uitgemaakte zaak dat ABN AMRO Bank de maatschap voldoende heeft ingelicht en daarom het beroep op dwaling niet zal slagen? Ik meen van niet.

ABN AMRO Bank had de maatschap ook kunnen adviseren de renteontwikkelingen op de voet te volgen en af te dekken op het moment dat het daadwerkelijk noodzakelijk was, namelijk op het moment dat de rente weer zou stijgen en de gerechtvaardigde verwachting bestond dat deze stijging ook in de toekomst zou voortduren. De rentevisie van de eenmaands euribor over de eerstkomende anderhalf jaar liet namelijk een daling zien (en de eenmaands euribor daalde vervolgens zelfs fors meer dan voorzien). ABN AMRO Bank had de feiten (een dalende rente) voorrang moeten geven boven fictie (de rentevisie). Ook al voorzag ABN AMRO Bank een hogere rente op termijn, dan nog diende zij de maatschap te adviseren pas vast te zetten wanneer dat echt noodzakelijk was.

Als afdekking noodzakelijk was dan had ABN AMRO Bank een rentecap aan de maatschap moeten adviseren. Een rentecap dekt een stijgende rente af. Weliswaar is bij een rentecap premie verschuldigd, maar deze kan ook over de looptijd van de rentecap worden uitgesmeerd (spread premium rentecap). De door ABN AMRO Bank voorziene dalende rente op de korte termijn en mogelijk stijgende rente op de lange termijn, kon de maatschap profiteren van rentedalingen en was zij beschermd tegen rentestijgingen. Ook zou gedurende de looptijd geen negatieve waarde worden opgebouwd.

Tot slot

Het arrest van het Gerechtshof Amsterdam staat niet op zichzelf. In de bewuste periode van medio 2008 hebben banken op grote schaal renteswaps aan hun klanten geadviseerd met het argument dat er een enorme rentestijging aan zou komen. Achteraf blijkt dat de betreffende banken, in ieder geval op korte termijn, een rentedaling verwachtten. In sommige gevallen kan sprake zijn van misleiding of dwaling.

Zie voor het onderwerp dwaling ook mijn eerdere publicaties:

Succesvol beroep op dwaling bij een renteswapovereenkomst

Dwaling bij renteswapovereenkomst, het vervolg”.

Renteswap en dwaling: is het toekennen van een waardevergoeding aan de bank redelijk?

Voor vragen of advies over dit onderwerp kunt u terecht bij Martijn Bonefaas, advocaat Financieel Recht bij Van Diepen Van der Kroef Hoorn.

8-11-2017

Financieel recht
Martijn
Bonefaas
Aansprakelijkheidsrecht, Vastgoed en bouw, Insolventie en herstructurering, Financieel recht
Hoorn

Vestigingen