fallback-bg-light

Partijen leggen een geregelde zaak aan de Kantonrechter voor

31 mei 2016

Partijen leggen een geregelde zaak aan de Kantonrechter voor

Partijen verzoeken de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a BW met als grondslag artikel 7:669 lid 3 sub g (verstoorde verhouding) BW. Werkgever biedt aan werknemer een beëindigingsvergoeding aan ten bedrage van € 23.000,- bruto.

Kantonrechter heeft bij toepassing van de WWZ geen ruimte voor creativiteit

De kantonrechter citeert in het tussenvonnis uit de parlementaire geschiedenis: de wetgever blijkt ‘geen voorstander te zijn van pro-forma procedures vanwege de onnodige belasting van de rechterlijke macht die hiermee gepaard gaat. Als partijen het eens zijn over ontslag kan de arbeidsovereenkomst, zonder tussenkomst van de rechter, met wederzijds goedvinden worden beëindigd. Het is mede om die reden geweest dat in augustus 2006 de zogenoemde verwijtbaarheidstoets in de WW is beperkt waardoor, bij overeenstemming over ontslag, partijen niet meer omwille van het zeker stellen van de WW-uitkering zich hoeven te wenden tot de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst pro- forma te laten ontbinden.’ In het kader van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst biedt de wet de kantonrechter slechts de mogelijkheid om de transitievergoeding of de billijke vergoeding toe te kennen. De grondslag ontbreekt voor het toewijzen van de door de werkgever aangeboden vergoeding.

Mondelinge behandeling om pro forma-verzoek te bespreken

De kantonrechter gelast een mondelinge behandeling om deze punten met partijen te bespreken. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen gesteld dat zowel werkgever als werknemer belang heeft bij een beslissing van de rechter omtrent de beëindiging van het dienstverband omdat het participatiefonds een dergelijke beslissing verlangt teneinde, zonder extra kosten voor werkgever, een wachtgelduitkering aan werknemer te kunnen verstrekken.

De beschikking van de kantonrechter bevat uitsluitend de einddatum

De langere opzegtermijn, ontbinding met ingang van 1 januari 2016, is in overeenstemming met de wijze waarop de wetgever de kantonrechter heeft voorgeschreven de ontbindingstermijn te berekenen, artikel 7:671b lid 8 sub a BW. De kantonrechter ontbindt met ingang van 1 januari 2016. Partijen hebben laten weten dat zij ter zake toekenning van een vergoeding een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten waarin de toezegging van werkgever is opgenomen.

Bron: kantonrechter Almelo, 25 augustus 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:3897, tussenvonnis 30 juli 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:3663

Dit artikel is geschreven door de sectie Arbeidsrecht van de Utrechtse vestiging van Van Diepen Van der Kroef en het verscheen ook als signalering in het Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk, editie 7, 2015

Vestigingen