fallback-bg-light

Ondubbelzinnige opzegging arbeidscontract door werknemer, geen twijfel aan handtekening onder opzeggingsbrief

19 april 2015

Ondubbelzinnige opzegging arbeidscontract door werknemer, geen twijfel aan handtekening onder opzeggingsbrief

Werknemer heeft van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013 met behoud van WW als taxichauffeur gewerkt in het bedrijf van werkgever in het kader van een zogeheten proefplaatsing vanuit de WW. Vervolgens is werknemer met ingang van 1 april 2013 in loondienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden met als einddatum 30 september 2013. Werknemer heeft bij herhaling aangegeven een eigen bedrijf te willen beginnen. Tijdens de pleidooien in hoger beroep heeft werknemer naar aanleiding van een vraag van het hof verklaard dat hij inmiddels vennoot is van een vennootschap onder firma die een taxibedrijf exploiteert.

Opzeggingsbrief

Werkgever is in het bezit van een aan hem geadresseerde, niet gedateerde brief met werknemer als afzender. De inhoud van de brief luidt ondermeer: ‘Hierbij bevestig ik u ons gesprek van heden waarin ik u gemeld heb dat ik het bedrijf wil verlaten. Ik zeg hierbij de arbeidsovereenkomst op en neem (…) ontslag vanaf 7 mei 2013, mits naleving van een opzegtermijn van een maand.’ Volgens werknemer heeft werkgever de brief opgesteld en is de handtekening gezet door werkgever. Werkgever stelt dat hij de brief op verzoek van werknemer schreef en dat werknemer de brief zelf ondertekende. Na 7 mei 2013 heeft werknemer niet meer gewerkt.

Handtekening authentiek

De forensisch schriftdeskundige heeft geconcludeerd dat er naar zijn opvatting geen grond voor twijfel bestaat aan de authenticiteit van de betwiste handtekening. De kantonrechter had werknemer in eerste aanleg in het gelijk gesteld. Het hof overweegt dat voor opzegging een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van werknemer vereist is.

Opzegging door een ondubbelzinnige verklaring van werknemer

De brief bevat een verklaring die aan dit vereiste voldoet nu gebleken is dat de handtekening van werknemer moet zijn. Hierbij is mede van belang dat werknemer reeds voor 7 mei 2013 de uitdrukkelijke intentie had een eigen bedrijf te beginnen. Blijkens het door hem ondertekende ‘formulier functioneringsgesprek’ op korte termijn, en dat hij aan deze intentie ook uitvoering heeft gegeven. Het vonnis waartegen beroep wordt vernietigd; de arbeidsovereenkomst is op 7 mei 2013 geëindigd door opzegging.

Bron: Gerechtshof Amsterdam, 30 september 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4037

Dit artikel is geschreven door de sectie Arbeidsrecht van de Utrechtse vestiging van Van Diepen Van der Kroef en het verscheen ook als signalering in het Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk, editie 8, 2014.

Vestigingen