fallback-bg-light

Werkgever mag voorwaarden verbinden aan bonus

16 juni 2014

Werkgever mag voorwaarden verbinden aan bonus

Het staat werkgevers en werknemers vrij om afspraken te maken over bonussen. Bonusafspraken blinken echter niet altijd uit in duidelijkheid.

In de navolgende zaak had de werkgever voor zichzelf de ruimte (lees: beleidsvrijheid) gecreëerd om een bonus al dan niet uit te keren. De werkgever in kwestie besloot vervolgens om een bonus uit te keren, maar hij verbond daaraan een voorwaarde. Die voorwaarde pakte (buitengewoon) vervelend uit voor de werknemer. In de onderhavige zaak staat dan ook de vraag centraal of de beleidsvrijheid van de werkgever zo verstrekt dat hij – nadat besloten is een bonus uit te keren – voorwaarden kan verbinden aan die bonus.

Feiten en omstandigheden

Werknemer in deze zaak is van 1 april 2006 tot 1 juni 2011 in loondienst geweest van werkgever in de functie van ‘Junior Equity Sales’. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaan. Bij brief van 21 april 2011 heeft werknemer deze overeenkomst opgezegd. De arbeidsovereenkomst is daarop per 1 juni 2011 geëindigd.

Krachtens artikel 4 van de arbeidsovereenkomst had werknemer recht op een bruto loon van € 100.000,- per jaar, te betalen in maandelijkse termijnen. Naast dit loon heeft werkgever in 2007 tot en met 2011 aan werknemer een bonus in geld toegekend in verband met zijn functioneren.

De toekenning van de bonussen heeft plaatsgevonden op de grondslag van artikel 5 van de arbeidsovereenkomst. Dit artikel, getiteld ‘Bonus’, luidt als volgt: ‘Employee is entitled to Bonus. The amount of this bonus is determined on a discretionary basis by the Management of Employer, in accordance with the Board of Employer.’

De bonussen zijn telkens achteraf betaald, in het jaar volgend op het jaar waarop zij betrekking hadden.

Voorwaarden verbonden aan bonus

In februari 2011 heeft werkgever aan werknemer over 2010 een bonus van € 60.000,- bruto toegekend. In verband hiermee heeft werkgever op 25 februari 2011 aan werknemer een brief gestuurd waarin de bonus is aangeduid als ‘the 2011 Retention Plan’ en waarin is bepaald dat het betrokken bedrag in twee termijnen van respectievelijk zeventig procent en dertig procent zou worden uitbetaald bij wijze van voorschot (‘advanced’) – de eerste termijn ‘no later than February 2011’ en de tweede ‘no later than October 2011’ – en dat het gehele bedrag in beginsel pas op 31 december 2011 (‘the Earning Date’) werd geacht te zijn verdiend door werknemer.

Bovengenoemde brief verbond aan de toekenning van de bonus van € 60.000,- de voorwaarde dat het gehele bedrag aan werknemer moest worden terugbetaald als werknemer vóór 31 december 2011 ontslag zou nemen.

Op 21 februari 2011 heeft werkgever aan werknemer het netto equivalent uitbetaald van zeventig procent van € 60.000,-, welk bedrag correspondeert met € 20.160,- netto. Het restant van de bonus over 2010 is nooit aan werknemer betaald, omdat – zoals hiervoor beschreven – werknemer per 1 juni 2011 ontslag had genomen.

Na de ontslagname heeft werkgever werknemer verzocht het betaalde netto bedrag terug te betalen. Werknemer heeft hieraan geen gehoor gegeven. Werkgever is vervolgens een gerechtelijke procedure gestart. De kantonrechter heeft werkgever in het gelijk gesteld, waarna werknemer in hoger beroep is gekomen.

Oordeel gerechtshof

In hoger beroep stelt werknemer dat werkgever aan de bonus niet de voorwaarde mocht verbinden dat de bonus moest worden terugbetaald als werknemer vóór 31 december 2011 ontslag zou nemen.

Het gerechtshof stelt vast dat de bonus is gestoeld op artikel 5 van de arbeidsovereenkomst. Dit artikel bepaalt dat werknemer recht heeft op (‘is entitled to’) een bonus, dat het bedrag daarvan door werkgever wordt bepaald (‘is determined (…) by the Management of Employer, in accordance with the Board of Employer’) en dat werkgever hierbij beleidsvrijheid toekomt (‘on a discretionary basis’).

Anders dan werknemer meent, aldus het gerechthof, volgt uit artikel 5 niet dat werknemer over 2010 hoe dan ook recht had op een bonus van een bepaalde omvang en evenmin dat werkgever aan de toegekende bonus geen voorwaarden mocht verbinden, in het bijzonder de voorwaarde dat werknemer tot 31 december 2011 in dienst van werkgever moest blijven wilde hij onherroepelijk recht hebben op de bonus van € 60.000,- en die bonus – voor zover reeds uitbetaald – moest terugbetalen als hij vóór de genoemde datum ontslag zou nemen.

Uit de bewoordingen van artikel 5 volgt allereerst dat de toekenning van een bonus in beginsel ter vrije bepaling stond van werkgever, die ter zake immers – tussen partijen uitdrukkelijk overeengekomen – beleidsvrijheid had. Bovendien blijkt uit niets dat het al of niet toekennen van een bonus afhankelijk was van bepaalde vaststaande, verifieerbare factoren, zoals het behalen van bepaalde doelstellingen verband houdend met omzet of winst. Hierbij komt nog dat een bonus zoals in artikel 5 van de arbeidsovereenkomst genoemd, ten aanzien waarvan de werkgever bij de toekenning beleidsvrijheid heeft, een variabele inkomenscomponent pleegt in te houden waarvan op voorhand niet zeker is dat deze daadwerkelijk aan de werknemer zal worden betaald. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat werknemer hoe dan ook recht had op een jaarlijkse bonus van een bepaalde omvang.

Voor de stelling van werknemer dat de beleidsvrijheid van werkgever uitsluitend betrekking had op de omvang van de bonus en niet tevens de bevoegdheid omvatte aan de toekenning daarvan voorwaarden te verbinden, is geen steun te vinden in de bewoordingen van artikel 5 van de arbeidsovereenkomst en evenmin in de verdere omstandigheden van het geval. De overeengekomen beleidsvrijheid (‘discretionary basis’) brengt naar haar aard mee dat werkgever een bonus in beginsel voorwaardelijk mocht toekennen en daaraan de bedoelde voorwaarde mocht verbinden.

Verder is van belang dat werknemer geen bezwaar heeft gemaakt tegen de desbetreffende voorwaarde en dat aan de bonussen over 2006 en 2007 tot op zekere hoogte vergelijkbare voorwaarden verbonden waren – zij zijn beide toegekend onder de voorwaarde dat werknemer op de betaaldatum in februari van het daarop volgende jaar geen ontslag had genomen – en ook hiertegen heeft werknemer geen bezwaar gemaakt. Dit herhaalde uitblijven van bezwaar wijst erop dat ook in de beleving van werknemer artikel 5 van de arbeidsovereenkomst werkgever de vrijheid gaf aan de toegekende bonus over 2010 voorwaarden te verbinden.

Gelet op het bovenstaande komt het gerechtshof dan ook tot de conclusie dat werkgever de vrijheid had om voorwaarden te verbinden aan de bonus en dat werknemer de ontvangen bonus dient terug te betalen.

Bron: Gerechtshof Amsterdam, 6 mei 2014, ECLI 2014:2037

Dit artikel is geschreven door de sectie Arbeidsrecht van Van Diepen Van der Kroef Advocaten en het verscheen ook op Flexnieuws.

Vestigingen