fallback-bg-light

Beëindigingsvergoeding lid Raad van Bestuur door reorganisatie conform de maximumbepaling in arbeidsovereenkomst

29 juni 2014

Beëindigingsvergoeding lid Raad van Bestuur door reorganisatie conform de maximumbepaling in arbeidsovereenkomst

(Bron: Rechtbank Rotterdam 21 maart 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:2095)

In mei 1985 is werkneemster in dienst getreden van werkgeefster, een organisatie voor Jeugd- en Opvoedhulp. Per 1 januari 2009 is werkneemster benoemd tot lid van de Raad van Bestuur. Partijen hebben toen een arbeidsovereenkomst gesloten waarin is overeengekomen dat indien de arbeidsovereenkomst eindigt op initiatief van werkgeefster, werkneemster aanspraak kan maken op een schadevergoeding tot maximaal tweemaal het laatstgenoten jaarsalaris.

Op 15 november 2012 is door partijen een nieuwe arbeidsovereenkomst getekend. In de considerans is vermeld dat na overleg met werkneemster de Beloningscode voor Bestuurders in de Zorg (hierna: BBZ) is toegepast voor het vaststellen van de beloning. Vermeld wordt dat op deze arbeidsovereenkomst en de beëindiging daarvan, de BBZ van toepassing is. De schadevergoeding bij tussentijdse beëindiging op initiatief van werkgeefster is in deze arbeidsovereenkomst maximaal het laatstgenoten jaarsalaris (€ 130.000 bruto).

Toegewezen beëindigingsvergoeding

Als gevolg van herziening van de topstructuur is de functie van werkneemster komen te vervallen. De neutrale kantonrechtersformule zou leiden tot een vergoeding van € 433.333,– bruto, toepassing van het Sociaal Plan tot € 351.534,70 bruto. De kantonrechter overweegt dat niet in geschil is dat de BBZ en de WNT van toepassing zijn. Anders dan werkneemster stelt is niet de kantonrechtersformule het uitgangspunt, maar de WNT (Wet Normering. bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector).

De kantonrechter stelt weliswaar niet gebonden te zijn aan de overeengekomen beëindigingsvergoeding, maar zal er niet aan voorbij kunnen gaan. Aangenomen wordt dat de wijziging van deze arbeidsvoorwaarde na overleg met werkneemster is overeengekomen zodat zij bewust was, althans kon zijn, van de voor haar nadelige gevolgen van de aanpassing in geval van ontslag. De norm ten aanzien van beëindigingsvergoedingen is zowel in de BBZ als in de WNT gesteld op één jaarsalaris maximaal (tot ten hoogste € 75.000). Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven om een hogere dan de overeengekomen en aangeboden vergoeding van € 130.000 bruto toe te kennen.

Dit artikel is geschreven door de sectie Arbeidsrecht van de Utrechtse vestiging van Van Diepen Van der Kroef en het verscheen ook als signalering in het Tijdschrift Arbeidsrecht Praktijk, editie 4, 2014.

Vestigingen